Waalwijk, Baardwijk en Besoijen

Waalwijk is tegenwoordig één stad, met Baardwijk en Besoijen als twee van de wijken, maar tot 1922 waren Baardwijk en Besoijen nog aparte dorpen. Ze hadden eigen dialect. Van die eigenheid is nog maar weinig over, maar we hebben nog wel wat dialectverschillen kunnen achterhalen aan de handen van oude teksten en opnames.

Waar herken je het Waalwijks aan? Hoe verschilt het van de andere Langstraatse dialecten? En wat waren de verschillen met het Baardwijks en het Besoijens? Verderop kom je het allemaal te weten.

Benieuwd naar afleveringen van onze krantenrubriek Langstraotse Praot die in deze dialecten geschreven zijn? Klik dan hier: Waalwijks, Baardwijks, Besoijens.

D’r zaat ’n muuske op de miesthoôp en ik mikten en’t was mies

Hoewel Waalwijk geen stad is van het formaat van Den Bosch en ondanks zijn positie als centrum van de Langstraatse schoen- en lederindustrie nog lang een vrij dorps karakter heeft gehad, heeft het Waalwijks (Wolluks) kenmerken van een stadsdialect. Zo is het op bepaalde punten ‘Nederlandser’ dan zijn buurdialecten. In Waalwijk zeggen zelfs de oudsten bijvoorbeeld hemd, emmer en zwaoluwe – woorden die nagenoeg gelijk zijn aan die van het Standaardnederlands. Aan beide kanten van de stad – in Kaatsheuvel en in Drunen – horen we ouderen daarentegen himd, îmmer en zwòlme zeggen.

Typisch voor stadsdialecten in heel ons land is de gebrouwde r – oftewel de Franse r of huig-r. Al in de jaren veertig was die huig-r gemeengoed in steden als Den Bosch, Heusden en Geertruidenberg, terwijl de omliggende dorpen de oorspronkelijke tongpunt-r hadden (die ook het Italiaans heeft en die lijkt op een ratelende d). En inderdaad: op een enkeling na hebben zelfs de oudste sprekers van het Waalwijks zo’n huig-r, terwijl bij leeftijdsgenoten in de rest van de Langstraat gewoonlijk de oorspronkelijke tongpunt-r nog klinkt.

Het Waalwijks (inclusief het Baardwijks en Besoijens) wijkt op één punt heel duidelijk af van zijn buurdialecten: het heeft de ij en de ui waar het Sprangs ten westen, het Kaatsheuvels ten zuiden en het Drunens ten oosten èè en èù hebben. Zo zeg je in het Waalwijks blijve en ruike maar in de buurdialecten blèève en rèùke.

Een kenmerk dat het Waalwijks deelt met het Sprangs en Kaatsheuvel is de uitspraak van -ies en -uus in plaats van -is en -us. Een typisch zinnetje waarmee het Waalwijks vroeger getypeerd werd, gaat als volgt:

D’r zaat ’n muuske op de miesthoôp en ik mikten en’t was mies.

Miesthoôp betekent ‘mesthoop’; in de buurdialecten is het mis(t)hoôp. Zelfs het woord voor ‘eens’, dat in Drunen ‘s of is luidt, is in Waalwijk ies: Doe dè ies nie! Het woord ies in de zin van ‘is’ horen we in de hele westelijke Langstraat, inclusief Loon op Zand, net als gewiest voor ‘geweest’, in het oosten gewist.

Baardwijk en Besoijen

Het Waalwijks, Baardwijks (Bòrks) en Besoijens (Bezoôies) moeten vroeger net zo van elkaar verschild hebben als bijvoorbeeld nu het Waalwijks en het Kaatsheuvels. Het Baardwijks deelde kenmerken met het Drunens, terwijl het Besoijens juist meer naar het Sprangs neigde.

Tegenwoordig zijn die verschillen nagenoeg verdwenen. De inwoners van het samengevoegde Waalwijk zijn afgelopen eeuw steeds verder naar elkaar toe gegroeid. Het eigene van Baardwijk en Besoijen is sterk verwaterd, maar er zijn nog steeds resten van de dialectverschillen te achterhalen. Hieronder volgt een greep uit de verschillen:

Blog op WordPress.com.