Dialecten

Wat is typisch voor de Midden-Brabantse Langstraatdialecten? En hoe verschillen ze van de West-Brabantse en de Oost-Brabantse dialecten? Onder het kopje Kenmerken van de Langstraatdialecten lees je er verderop meer over.

Op deze pagina vind je opnames die gemaakt zijn in verschillende Langstraatdialecten. Hier kun je terecht voor dialectkaarten die verschillen in de Langstraat laten zien.

Meer weten over de dialectverschillen binnen de Langstraat? Hoe kun je bijvoorbeeld het Kaatsheuvels van het Sprangs onderscheiden, en wat hebben het Drunens en het Loons gemeen? Klik dan op de dialectgroepen hieronder:

Kenmerken van de Langstraatdialecten

De Brabantse dialecten lopen stukje bij beetje in elkaar over. In elke plaats verschilt het dialect qua woordenschat, grammatica en klank net wat van de buurdialecten.

Toch zijn er gebieden met grote onderlinge overeenkomsten aan te wijzen. In de dialectologie wordt Noord-Brabant op verschillende manieren ingedeeld in dergelijke dialectgebieden. Een vaak gehanteerde indeling is een driedeling in West-, Midden- en Oost-Brabant. De grens tussen enerzijds West-Brabant en anderzijds Midden- en Oost-Brabant loopt gelijk met de Donge, een riviertje aan de westkant van Waspik.

Ten westen van de Donge wordt van oudsher gesproken over melk, karnemelk en mart, ten oosten ervan over roôme, mùlk en mert. De verschillen tussen West- en Oost-Brabant kunnen aanzienlijk zijn. Vergelijk de volgende twee zinnen. Zin 1 komt uit het West-Brabantse Woensdrecht, zin 2 uit het Oost-Brabantse Helmond:

Da maske lwop jil dikkels op blwoote voete dur d’n èùs.

Dè durske lupt hil duk op bloute vuujt dur d’n hois.

De Langstraat ligt in Midden-Brabant, net als de regio Tilburg, het Land van Heusden en Altena en de oostelijke strook langs de Maas tot aan Grave. Midden-Brabant is een overgangsgebied dat kenmerken deelt met het westen en met het oosten. Dialectoloog Toon Weijnen noemde het in zijn proefschrift in 1937 “verhollandscht en verwaterd Oost-N.B.”.

West-Brabantse kenmerken

Een typisch kenmerk dat de Langstraatdialecten met de West-Brabantse dialecten delen, is de verlenging van de a voor -mk, -mp, -nd, -ns en -nt, bijvoorbeeld in de volgende Waalwijkse zin:

Fraans lig laankuit òn de kaant omdè-tie kraamp heej.

West-Brabants is ook het ontbreken van klinkerwisseling in verkleinwoorden in de westelijke Langstraat. Vergelijk het Spranse manneke, kòpke, jongeske en koekske met het Drunense menneke, kùpke, jungske en kuukske.

Typisch voor West-Brabantse dialecten is ook de extra e voor -ske in verkleinwoorden als zòggeske (zaagje) en bangeske (bankje). Drunen en de plaatsen ten oosten daarvan doen wat dat betreft al met Oost-Brabant mee: zògske en benkske.

In de woordenschat zien we dat de Langstraat typische oostelijke woorden als boks (broek), hoos (kous) en schòlk (schort) niet kent. Een Hollands kenmerk van de westelijke Langstraat is legge, dat in de tegenwoordige tijd niet alleen ‘leggen’ betekent maar ook ‘liggen’: Nie gòn legge walge, gij!

Oost-Brabantse kenmerken

De Langstraat deelt ook veel kenmerken met de oostelijke dialecten. Typisch Oost-Brabants is bijvoorbeeld het uitgangsloze meervoud, dat we zien in baand (banden), beên (benen)en schóén (schoenen).

Ook de woordenschat kent veel overeenkomsten met de Oost-Brabantse dialecten. Bij ons wordt bijvoorbeeld m’ne meens (m’n man), vatte (pakken) en wang gezegd, terwijl West-Brabant m’ne vent, pakke en kaok of koon zegt. En waar het westen als stopwoordje eej gebruikt, doet de Langstraat met het oosten mee: onze streek heeft war(re).

In grote delen van West-Brabant is de h weggevallen: ondje (hondje), uis (huis), aand (hand). De Langstraat kent die h-wegval niet, op één plaats na: voornamelijk oudere dialectsprekers in ’t Stròtje, oftewel de Berndijk in Kaatsheuvel-West, hebben de reputatie de h niet uit te spreken.

In sommige gevallen ligt Waalwijk precies op de grens tussen oost en west: het kent zowel het oostelijke menneke als het westelijke manneke, en zowel het oostelijke ’t gòi als het westelijk ’t gaot.

Tilburgs?

In bepaalde dialectologische werken, zoals het Woordenboek van de Brabantse Dialecten, worden de westelijke Langstraatdialecten tot de Hollands-Brabantse dialecten gerekend terwijl de oostelijke Langstraatsdialecten bij het Tilburgs horen. Dat is een merkwaardige indeling, omdat de oostelijke dialecten meer met de westelijke gemeen hebben dan met de Tilburgse dialecten, zoals het Alphens, het Goirles, het Oisterwijks, het Berkel-Enschots, en het Tilburgs zelf.

Qua klanken verschillen de Langstraatdialecten op drie opvallende manieren van de Tilburgse dialecten:

  • In de Tilburgse dialecten zijn de ee, eu en oo tweeklanken (sterker dan in het Nederlands), terwijl ze in de Langstraat zuivere eenklanken zijn (anders dan in het Nederlands). Zo staan het Tilburgse geejve, meujle en gevloowge tegenover de Langstraatse vormen geeve, meule en gevlooge.
  • De Tilburgse dialecten hebben in een andere groep dan weer lange eenklanken waar de Langstraatdialecten tweeklanken hebben: tegenover het Tilburgse teekene, geleuve en rooke staan de Langstraatse vormen teêkene, geleûve en roôke (uitgesproken als [tieëkene], [geluuëve] en [roeëke]).
  • De Langstraatdialecten maken een onderscheid tussen een lange en korte ie, uu en oe, maar de Tilburgse niet. Zo staat het Langstraate ik schíét tegenover hij schiet, dóén tegenover we doen, en ik vrúút tegenover zij vruut. In de Tilburgse dialecten is het altijd schiet, doen en vruut.

Blog op WordPress.com.