Drunen en Elshout

Waar herken je de dialecten van Drunen en Elshout aan? Hoe verschillen ze van de andere Langstraatse dialecten? Hier kom je het te weten.

Benieuwd naar afleveringen van onze krantenrubriek Langstraotse Praot die in deze dialecten geschreven zijn? Klik dan hier: Drunens en Elshouts.

De blouw bus

Drunen (Drúúne) en Elshout (d’n Elshout) liggen dicht bij Waalwijk: twee minuten met de auto door de Baardwijkse Overlaat en je bent er. Maar tussen de dialecten bestaan aanzienlijke verschillen. Daar heeft het gebrek aan contact in het verleden waarschijnlijk een rol in gespeeld: de Baardwijkse Overlaat stond grote delen van het jaar onder water.

Drunen en Elshout zijn echte Oost-Langstraatse dialecten. Dat zie je bijvoorbeeld aan de klinkerwisseling in verkleinwoorden. Dat wil zeggen dat de klinkers oe, oo, o, ò, a(a) in veel verkleinwoorden veranderen in uu, eu, u, ù en è(è). Vergelijk het Drunense duukske, keuntje, slukske, pùtje en kenneke met het Waalwijkse doekske, kontje, slokske, pòtje en kanneke. Dit is overigens een typisch Oost-Brabants kenmerk.

Dit type klinkerverandering beperkt zich niet tot verkleinwoorden: Drunen zegt van oudsher bekker en meugelijk, terwijl Waalwijk alleen bakker en moogelijk kent – al horen we tegenwoordig ook in Drunen de Waalwijkse vormen.

Een overeenkomst tussen Drunen, Elshout en grote delen van de Langstraat is de uitspraak van de ij en de ui: in Waalwijk bijte honden maar in Drunen bèète ze, en complimenten geven is in het Waalwijks bestuite maar in Drunen bestèùte. Uniek voor Drunen en Elshout (en Loon op Zand) is wel dat deze plaatsen net als Waalwijk een ij en een ui hebben als er een s of z op volgt: in alle drie deze plaatsen woon je in een huize en kan er ijs op de sloten liggen, terwijl bijvoorbeeld Kaatsheuvel en Vlijmen hèùze en èès zeggen.

Ook hebben Drunen en Elshout, net als de rest van de oostelijke Langstraat, vaak een èè-klank waar het westen een ee heeft: vergelijk het oostelijke bèèter, sprèèke en wèège met het Waalwijkse beeter, spreeke en weege.

Typisch voor de grammatica van het Drunens en Elshouts is dat in plaats van het betrekkelijke waor vaak een vorm met een d gebruikt wordt: daor en dòr. Vergelijk de volgende Waalwijkse zin met die uit Drunen eronder:

Dè ies ‘ne meens waor ik nog meej op school gezeete heb.

Dè is ‘ne meens dòr ik nog meej op school gezeete heb.

Ook in plaats van d’r aan het begin van de zin horen we daor of dòr. In combinatie met hier en di kan dat vreemd klinken in de oren van andere Langstraters:

Dòr stò hier ‘n vrouw òn de deur.

Dòr zit ‘n scheur in di kumke.

Dat is dus letterlijk: ‘Daar staat hier een vrouw aan de deur’ en ‘Daar zit een scheur in dit kommetje/kopje’.

Tot slot zijn de verkorte voorzetsels en mi in Drunen en in de rest van de oostelijke Langstraat alomtegenwoordig, terwijl ze in Waalwijk nauwelijks gebruikt worden. Vergelijk de Waalwijkse zin met de Drunense eronder:

Ze koome meej de kijnder en ze hebbe d’n hond ok bij d’r.

Ze koome mi-te kender en ze hebbe d’n hond ok d’r.

Als Waalwijkers het over het Drunens hebben, typeren ze het vaak met de woorden de blouw bus. In Waalwijk is het namelijk de blaauw buus.

Blog op WordPress.com.